NL Diccionario de Neerlandés: verzwakken
verzwakken tiene 205 traducciones en 16 idiomas
Traducciones de verzwakken
- disminuir (v) [zwakker maken, gezondheid]
- minar (v) [vertrouwen]
- enervar (v) [effect, gezondheid, kracht, moed, zwakker maken]
- debilitar (v) [effect, gezondheid, kracht, moed, to make weaker, zwakker maken]
- atenuar (v) [gezondheid, zwakker maken]
- aminorar (v) [gezondheid, zwakker maken]
- suavizar (v) [verklaring]
- afectar (v) [gezichtsvermogen, gezondheid]
- perjudicar (v) [effect, gezichtsvermogen, gezondheid]
- dañar (v) [moed, kracht, gezichtsvermogen, effect, gezondheid]
- deteriorar (v) [effect, gezichtsvermogen, gezondheid, kracht, moed]
- estropear (v) [effect, gezichtsvermogen, gezondheid]
- extenuar (v) [moed, kracht, gezondheid, effect]
- flaquear (n v) [weaken]
- languidecer (v) [to become weaker]
- desvanecerse (v) [hoop]
- moderar (v) [verklaring]
- debilitarse (v) [effect, gezondheid, kracht, moed, to become weaker]
- socavar (v) [vertrouwen]
- desfallecer (n v) [weaken]
- languir (v) [to make weaker] (v)
- languecer (v) [to become weaker] (v)
- decrease [hoop]
- enervate [gezondheid] (formal)
- weaken [gezondheid, kracht, moed, to become weaker, vertrouwen, zwakker maken]
- enfeeble [gezondheid] (formal)
- attenuate [zwakker maken]
- shake [vertrouwen]
- impair [gezondheid, gezichtsvermogen, effect]
- damage [effect, gezondheid]
- pull down [gezondheid]
- fade [hoop]
- emasculate [kracht]
- sap [vertrouwen]
- falter [moed]
- debilitate [gezondheid, to make feeble; to weaken]
- undermine [vertrouwen]
- water down [verklaring]
- make less forceful [verklaring]
NL FR Francés 24 traducciones
- diminuer [gezichtsvermogen, effect, to decrease or make less in strength, moed, gezondheid, kracht]
- décroître [hoop]
- décliner (n v) [weaken]
- descendre (v n) [to decrease or make less in strength]
- faiblir [effect, gezondheid, kracht, moed, zwakker maken]
- affaiblir [moed, zwakker maken, weaken, verklaring, to make weaker, kracht, gezondheid, gezichtsvermogen, effect]
- atténuer [gezondheid, verklaring, zwakker maken]
- édulcorer [effect, gezondheid, kracht, moed, verklaring, zwakker maken]
- amoindrir (v n) [to decrease or make less in strength]
- abîmer [gezichtsvermogen, gezondheid, effect]
- nuire à [gezichtsvermogen, gezondheid]
- flétrir (adj n v) [to become faded]
- faner (adj n v) [to become faded]
- émasculer [effect, gezondheid, kracht, moed]
- dépérir (n adj v) [to weaken]
- s'affaiblir [kracht, to become weaker, moed, hoop, gezondheid, effect]
- ébranler [vertrouwen]
- s'évanouir [hoop]
- miner [vertrouwen]
- agir sur [gezichtsvermogen, gezondheid]
- débiliter [effect, gezondheid, kracht, moed, to make feeble; to weaken]
- disparaître graduellement [hoop]
- saper [vertrouwen]
- s'affadir (adj n v) [to become faded] (adj n v)
NL DE Alemán 24 traducciones
- abnehmen (n v) [weaken]
- schwächer werden (v) [gezondheid]
- schwinden (v) [hoop]
- zerrinnen (v) [hoop]
- zurückgehen (n v) [weaken]
- nachlassen (v n) [to decrease or make less in strength, weaken]
- ermüden (n v) [weaken]
- abschwächen (v) [gezondheid, zwakker maken]
- entkräften (v) [gezondheid, kracht, to make ineffectual or meaningless]
- schwächen (v) [to make weaker, to make ineffectual or meaningless, moed, gezondheid, effect, kracht]
- schwächer machen (v) [zwakker maken]
- untergraben (v) [vertrouwen]
- unterminieren (v) [vertrouwen]
- schaden (v) [gezichtsvermogen, gezondheid]
- bedeutungslos (v) [to make ineffectual or meaningless]
- beeinträchtigen (v) [gezichtsvermogen, gezondheid, effect]
- verwässern (v) [verklaring]
- sich legen (v n) [to decrease or make less in strength]
- schwächeln (v) [to become weaker]
- erlahmen (n v) [weaken]
- erschlaffen (n v) [weaken]
- aushöhlen (v) [to make ineffectual or meaningless]
- unterlaufen (v) [to make ineffectual or meaningless]
- an den Kräften zähren (v) [to make feeble; to weaken] (v)
NL IT Italiano 25 traducciones
- diminuire (v) [zwakker maken, gezondheid]
- abbattere (v) [gezondheid, kracht]
- logorare (n v) [make unstable; weaken]
- indebolire (v) [to make weaker, zwakker maken, vertrouwen, moed, make unstable; weaken, kracht, gezondheid, effect]
- snervare (v) [effect, gezondheid, kracht, moed, zwakker maken]
- fiaccare (v) [gezondheid, zwakker maken, moed, kracht, effect, make unstable; weaken]
- debilitare (v) [effect, gezondheid, kracht, moed, zwakker maken]
- infiacchire (v) [gezondheid, zwakker maken, moed, kracht, effect]
- attenuare (v) [gezondheid, verklaring, zwakker maken]
- moderare (v) [gezondheid, zwakker maken, verklaring]
- colpire (v) [gezichtsvermogen, gezondheid]
- scomparire (v) [hoop]
- danneggiare (v) [effect, gezichtsvermogen, gezondheid, kracht, moed]
- guastare (v) [effect, gezichtsvermogen, gezondheid, kracht, moed]
- deteriorare (v) [moed, kracht, gezichtsvermogen, effect, gezondheid]
- buttare giù (v) [gezondheid, kracht]
- spossare (v) [to make weaker]
- indebolirsi (v) [to become weaker, to weaken, moed, kracht, gezondheid, effect]
- nuocere a (v) [gezichtsvermogen, gezondheid]
- svanire (v) [hoop]
- minare (v) [vertrouwen]
- scalzare (v) [vertrouwen]
- insidiare (v) [vertrouwen]
- sbiadire (adj n v) [to become faded]
- deperire (n adj v) [to weaken]
NL PT Portugués 24 traducciones
- diminuir (v) [hoop, gezondheid, zwakker maken, to decrease or make less in strength]
- descer (v n) [to decrease or make less in strength]
- declinar (v n) [to decrease or make less in strength, weaken]
- enfraquecer (v) [effect, gezondheid, kracht, moed, to become weaker, to make weaker, vertrouwen, weaken, zwakker maken]
- enervar (v) [kracht, zwakker maken, moed, gezondheid, effect]
- debilitar (v) [effect, gezondheid, kracht, moed, vertrouwen, zwakker maken]
- afetar (v) [gezichtsvermogen, gezondheid]
- abrandar (v) [verklaring]
- balançar (v) [vertrouwen]
- prejudicar (v) [moed, kracht, gezondheid, effect, gezichtsvermogen]
- danificar (v) [effect, gezichtsvermogen, gezondheid]
- vacilar (v) [effect, gezondheid, kracht, moed] (slang)
- diluir (v) [verklaring]
- extenuar (v) [effect, gezondheid, kracht, moed]
- enfraquecer-se (v) [gezondheid, kracht]
- debilitar-se (v) [gezondheid, kracht]
- moderar (v) [verklaring]
- titubear (v) [effect, gezondheid, kracht, moed]
- fraquejar (v) [effect, gezondheid, kracht, moed]
- esvair-se (v) [hoop]
- minar (v) [vertrouwen]
- desfalecer (adj n v) [to become faded]
- estiolar (adj n v) [to become faded]
- definhar (n adj v) [to weaken]
NL SV Sueco 27 traducciones
- minska (v n) [to decrease or make less in strength]
- avta (v n) [to decrease or make less in strength]
- försvinna (v) [hoop]
- sätta ned (v) [effect, gezichtsvermogen, gezondheid]
- försvaga (v) [effect, gezichtsvermogen, gezondheid, kracht, moed, to make weaker, to weaken, zwakker maken]
- förslappa (v) [zwakker maken, moed, gezondheid, effect, kracht]
- göra kraftlös (v) [effect, gezondheid, kracht, moed, zwakker maken]
- göra svagare (v) [zwakker maken, gezondheid]
- försämra (v) [effect, gezichtsvermogen, gezondheid, kracht, moed]
- skada (v) [moed, kracht, gezondheid, effect, gezichtsvermogen]
- mildra (v) [verklaring]
- vackla (v) [effect, gezondheid, kracht, moed]
- förvekliga (v) [effect, gezondheid, kracht, moed]
- göra matt (v) [gezondheid, kracht]
- utmatta (v) [moed, kracht, effect, gezondheid]
- ta på (v) [gezichtsvermogen, gezondheid]
- dö bort (v) [hoop]
- bli osäker (v) [effect, gezondheid, kracht, moed]
- bli svagare (v) [gezondheid]
- mattas (v) [to become weaker]
- undergräva (v) [vertrouwen]
- underminera (v) [vertrouwen]
- göra urvattnad (v) [verklaring]
- mojna (v n) [to decrease or make less in strength]
- avklinga (v n) [to decrease or make less in strength]
- föröda (n adj v) [to weaken]
- försvagas (v) [to become weaker]
NL CS Checo 3 traducciones
NL BG Búlgaro 7 traducciones
- отслабвам (v) [to make feeble; to weaken, weaken] (v n)
- отпускам се (n v) [weaken] (v)
- омаломощавам (v) [to make feeble; to weaken] (v)
- западам (n v) [weaken] (n v)
- влошавам се (n v) [weaken] (n v)
- вехна (adj n v) [to become faded] (adj n v)
- увяхвам (adj n v) [to become faded] (adj n v)
NL RU Ruso 15 traducciones
- опустошать (v) [to make ineffectual or meaningless] (vt)
- уменьша́ться (v n) [to decrease or make less in strength] (v n)
- уме́ньшиться (v n) [to decrease or make less in strength] (v n)
- спада́ть (v n) [to decrease or make less in strength] (v n)
- спасть (v n) [to decrease or make less in strength] (v n)
- ослабля́ть (v) [to make feeble; to weaken, to make weaker] (v)
- вя́нуть (adj n v) [to become faded] (v n adj)
- увяда́ть (adj n v) [to become faded] (v n adj)
- осла́бить (v) [to make weaker] (v)
- слабе́ть (v) [to become weaker] (v)
- ослабева́ть (v) [to become weaker] (v)
- ослабе́ть (v) [to become weaker] (v)
- осла́бнуть (v) [to become weaker] (v)
- опорожнять (v) [to make ineffectual or meaningless] (v)
- затуха́ть (adj n v) [to become faded] (adj n v)